Punch Needle

Wat is punch needling?

Punch needling is een simpele borduurtechniek. Je kunt er bijvoorbeeld schilderijtjes mee maken, maar ook onderzetters, kussens, applicaties of kleedjes.
Door de punchnaald door de stof te duwen ontstaan er aan de andere zijde lussen. Er zijn twee kanten bij deze techniek: de kant met de lusjes en de gladde kant. De kant met de lussen is "fluffy"en heeft een ruiger effect. De gladde kant lijkt meer op borduren. 
Je kan zelf bepalen welke kant je mooi vindt om te gebruiken. Je kunt het ook combineren voor een leuk effect.

Punchnaalden

Voor punch needling gebruik je een punch needle. Een ander woord hiervoor is tuftnaald of punchnaald. Dit is een naald met een handvat waar een draad door loopt. 

Bij veel punchnaalden zijn meerdere maten naalden verkrijgbaar (of krijg je gelijk bij je set geleverd). 
De meeste punchnaalden kunnen gebruikt worden met 3 verschillende maten naalden: S, M en L:

  • De dunste naald (S) gebruik je voor 1 draad gewone borduurzijde (bijvoorbeeld van DMC)
  • De middelste naald (M) gebruik je voor 3-draads garen. Doorgaans is dit garen voor haaknaald 1,25 - 1,50 (bijvoorbeeld Scheepjes Maxi Sweet Treat).
  • De grootste naald (L) is te gebruiken voor medium garen, meestal 6-draads garen. Doorgaans is dit garen voor haaknaald 2,5 - 3,5 (bijvoorbeeld katoen van byClaire, Catania of Durable Coral). Ook is deze maat te gebruiken voor (borduur)lint van ongeveer 4 mm. breed.

Je kunt de naald instellen op verschillende lengtes. Deze stand bepaald hoe lang de lusjes worden aan de achterkant van je werk. Hoe korter je de lusjes instelt, hoe scherper en fijnere lijntjes je kunt punchen. Voor een grover en wolliger resultaat wilt, gebruik je een wat hogere stand. Als je de lusjes later ook nog doorknipt, krijg je een nog wolliger resultaat.

Algemene werkwijze

  • Kies de juiste maat van de naald bij het garen dat je gaat gebruiken.
  • Voer de draad op de juiste manier in de punchnaald.
  • Span een stuk stof met een borduurring of andere spanner.
  • Teken een patroon met potlood op de stof of ga freestylen.
  • Punch het patroon vol. Let op dat je de naald niet te ver omhoog haalt, want dan haal je de lussen weer los.

Techniek

De punchnaald houd je vast zoals een pen. Bij het punchen moet de naald goed rechtop gehouden worden. Het holle deel van de naald beweeg je kort over de stof naar voren, waardoor de draad achter je werk aan loopt. Je draait de punchnaald mee met het patroon, zodat de naald altijd in dezelfde richting over de stof beweegt. Je krijgt geen mooie steken als je dit niet doet. 













Voor een mooi, vol resultaat aan de achterkant (dus bij de lusjes) maak je bij het punchen de afstand tussen de steken niet te groot. Maak de afstand tussen je lussen echter ook niet te klein, want dan prik je snel tegen het vorige gepunchte gat aan en ontstaan er gaten in de stof.

Naald wisselen 



1. Haal het dopje van de pen af
2. Maak de verstelschroef los en haal de naaldhouder eruit
3. Draai de naald een kwartslag en haal hem uit de naaldhouder. Steek de nieuwe naald met de merktekentjes tegenover elkaar in de naaldhouder en draai de naald een kwartslag. Die zit dan vast.
4. Steek de naaldhouder weer in de pen en draai de verstelschroef vast op de gewenste naaldlengte.




Bedraden van de punchnaald


 
1.Steek de draaddoorhaler via de punt van de naald in de pen en steek hem helemaal door de pen, zodat hij er aan de bovenkant een stukje uit de pen komt
2. Steek de draad in de draaddoorhaler en trek de draaddoorhaler terug via de naald
3. Haal de draad los van de draaddoorhaler
4. Steek de draaddoorhaler via de buitenkant in het gat aan de zijkant van de naald.
5. Steek de draad in de draaddoorhaler en trek de draaddoorhaler weer terug
6. Haal de draad los van de draaddoorhaler
7. De punchnaald is klaar voor gebruik.



Wisselen van de naald en het bedraden van de pen


Afwerken van een punchwerkje

Smeer tenslotte de achterkant royaal in met (textiel)lijm of zet het vast met plakvlieseline. Zo blijft je werkje mooi en kunnen de lussen niet meer los raken. Je kunt daarbij de overgebleven stof ook naar binnen plakken. Afhankelijk van het werk dat je gemaakt hebt kun je er ook nog een lapje vilt achter plakken of naaien. 



Tips

  • Het handigst is om de kleine oppervlaktes als eerste te doen en dan van buiten naar binnen de figuren ‘in te kleuren’. 
  • Zorg er altijd voor dat de draad aan het uiteinde van je naald soepel door kan lopen, anders kunnen de lusjes terug gaan schieten.
  • Let op voor je vingers, been en/of tafel. De naald is scherp. Je kunt bijvoorbeeld een snijmat gebruiken om de ondergrond (of je been) te beschermen.
  • Zorg dat de stof zo strak gespannen is, dat het klinkt als een soort trommel als je erop tikt. Dan gaat punchen makkelijk en krijg je een mooi resultaat.
  • Gebruik bijvoorbeeld een borduurring om de stof strak te spannen. Werkt makkelijk en als je de stof weer los laat, schieten de stofvezels weer terug op hun plaats en blijven de lusjes mooier zitten. Je kunt doorgaan met punchen tot je hele borduurring vol gekleurd is of je kunt ervoor kiezen alleen een paar figuurtjes in te kleuren. Je kunt er helemaal je eigen creativiteit in kwijt. 
  • Om tijdens het punchen nog wat meer druk uit oefenen, kun je met je hand zachtjes tegen de onderkant van de stof in de borduurring duwen. Pas wel op dat je niet in je hand prikt.
  • Zorg voor voldoende stof rondom je patroon. Als er niet genoeg stof is om het werk vast te zetten in een borduurring, blijft het moeilijk op spanning en is punchen erg lastig om netjes te doen.
  • Als de draad steeds maar niet wil blijven zitten, is de kans groot dat de draad ergens klem zit. Zorg dat de draad weer los zit, dan zou het weer moeten lukken.
  • Probeer te voorkomen dat je in een bestaand lusje puncht. Je kunt de stof en/of het garen beschadigen.
  • Punch ook niet terug in hetzelfde gat, dan trek je de lus eruit.
  • Je kunt meerdere stukken in dezelfde kleur punchen, zonder steeds knippen en opnieuw te beginnen. Maak na het eerste vlak een grote lus boven het werk en "spring" naar het volgende vlak. Punch verder tot je klaar bent met dat vlak. Pas als laatste kun je dan de draden per vlak kort afknippen.
  • Je kunt bij het volgen van je patroon de borduurring meedraaien. Je kunt ook de pen meedraaien, als het holle deel van de naald maar naar voren wijst.
  • Een fout herstellen is makkelijk: trek het stuk(je) los wat nietgoed ging, trek de draad aan en begin opnieuw.
  • Blijkt er later een grote lus aan 1 kant te zitten? Knip die kort af. Je kunt ook proberen met een naald eindjes of te grote lusjes in de stof terug te duwen.
  • Wil je platte kant als "goede" kant gebruiken? Duw dan bij de eerste steek de naald in de stof en trek de draad dan door de stof heen naar beneden. Op die manier krijg je aan de "goede" gladde kant geen losse eindjes.







3 opmerkingen:

  1. Dankjewel voor deze uitleg. Ik heb een punchnaald gekregen en van de week ga ik deze beoefenen. Groetjes Monique

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ik begon ook zo via YouTube maar mijn lussen blijven niet zitten telkens alles los wat doe ik fout

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Dan kan het zijn dat je de naald niet goed houdt. Als de opening niet aan de goede kant zit, de draad niet goed doorgevoerd is of de draad blokkeert ergens schieten de lussen makkelijk los.

      Verwijderen